Morelia viridis (Groene boompython) Schlegel, 1872
Andere namen : Groene python Engelse naam : Green tree
python Duitse naam : Grune Baumpython
Ondersoorten : geen, echter word er de laatste tijd wel geopperd om alle
noordelijke soorten zoals Biak ,Sorong Yapen. e.d onder te brengen in Morelia Azureus. Ik bespreek hier echter alleen de lokaliteitvormen
naar verspreidingsgebied. Morelia viridis viel voorheen in het monogeslacht Chondropython en soms ook onder python. Deze
soort is niet aan te raden voor de beginnende liefhebber i.v.m. het agressieve karakter van deze dieren en de gevoeligheid
ten aanzien van de klimaatomstandigheden.
Inleiding M. viridis is jarenlang een probleemslang geweest, en hoewel er de laatste tijd regelmatig met sommige
dieren wordt gekweekt heerst er toch nog een mysterie omtrent het succesvol houden en kweken van deze soort. De vele fustrerende
mislukkingen in het verleden kunnen te wijten zijn aan het te vroeg proberen te kweken met dieren die nog niet voldoende geacclimatiseerd
waren. Regelmatig werden er door vrouwtjes eieren gelegd die onbevrucht bleken te zijn of afstierven tijdens de incubatie.
Dit gebeurde zowel met eieren die in een incubator alswel door het vrouwtje zelf uitgebroed werden. Door verder te kweken
met dieren uit wel geslaagde kweekpogingen zijn deze problemen bijna volledig opgelost. De meerderheid van de geimporteerde
dieren was in zeer slechte conditie o.a. doordat de tijd tussen de vangst en aankomst bij de liefhebber veel te lang was.
Na de vangst zaten de dieren soms weken in donkere koude en natte kisten gemaakt van op latten gespijkerd kippengaas , of
in bakken van beton zonder water. Bij de slank gebouwde M. viridis zorgde dit voor veel stress. Dit in combinatie met de hoge
concentratie parasieten die in de meeste dieren werd aangetroffen zorgde voor een zeer hoog sterfte percentage onder de pas
geimporteerde dieren. Hoewel de plotselinge dood nooit echt verklaard is, is het waarschijnlijk dat slechte conditie, de neiging
tot overvoeren, en vroegtijdige kweek-pogingen een belangrijke oorzaak zijn. Een variabele die verantwoordelijk kan zijn voor
slechte resultaten is het feit dat deze soort voorkomt van zee-niveau tot 2000 mtr. hoogte. Daar er van geimporteerde dieren
vaak niet bekend is waar zij precies gevangen zijn kunnen de verzorging en kweek-omstandigheden sterk uiteenlopen en door
het te koud of te warm houden van een koppel uit een verschillend verspreidingsgebied kan er steriliteit bij een der dieren
optreden.
Verspreiding: Zoals eerder vermeldt is er enige geografise varieteit te melden in kleur en lichaamsbouw.
In de handel treft men vaak namen aan van verschillende vormen zoals; Sorong, Aru, Merauke. Yayapura, vogelkop/Irian Jaya
, Biak enz. De meest in de handel voorkomende dieren zijn echter Aru, Biak, Sorong en Merauke Van deze varieteiten
volgt een korte beschrijving Vogelkop-schiereiland/Irian Yaja Handelsnaam Sorong: Volwassen dieren vertonen vaak
een meer of mindere doorgetrokken blauwe streep over de rug en blauwe driehoeken op beide zijden van het lichaam. Over
het gehele lichaam zijn witte stippen verspreidt. De staartpunt is spits en fel gekleurd.
Aru-eiland Bij volwassen
dieren zijn er witte schubben over de ruggengraat en verspreidt over de rest van het lichaam. Sommige exemplaren hebben
blauwe vlekken op de zijden van het lichaam. Er is geen doorgetrokken blauwe streep over de ruggengraat De staartpunt
is diepzwart en stomp.
Biak Bij veel volwassen dieren overheerst het geel aanzienlijk. Er zijn echter ook groene
dieren die dan grote gele vlekken op de kop hebben. Het formaat van volwassen dieren is zeer groot. De staart is spits.
Zuid Irian Yaja handelsnaam Merauke Het meest opvallende aan deze dieren is net als bij dieren uit Cape York
in Australie een doorlopende witte streep over de ruggengraat. Deze is echter niet altijd aanwezig. De staart is stomp.
Vaak is het echter moeilijk om precies aan te tonen waar individuele dieren precies vandaan komen, omdat sommige kenmerken
voor meerdere variteiten opgaan.
Natuurlijk biotoop/ klimaat Zoals gezegd komt M. viridis voor in het uiterste
noorden van Australie en Nieuw- Guinea. Van zee-niveau tot 1800 mtr. Hun biotoop is het tropische regenwoud. Ze komen
voor in bomen en struiken, waar ze met hun grijpstaart houvast vinden aan de takken. Overdag houden ze zich op tussen de dichte
bladerkronen. De gemiddelde temperatuur in hun verspreidingsgebied ligt tussen de 27-32 C. overdag tot 22-25 C. s nachts.
Jaarlijks valt er 2-4 mtr. Regen.
|